zaterdag 28 februari 2009

De tijd is rijp. Het koninkrijk van God is op handen.


Overweging bij de eerste zondag van de vasten – B
Gen. 9,8-15 / Ps. 25 / 1 Petr. 3,18-22 / Mc. 1,12-15

Het gaat niet goed met onze economie. Ik vertel daarmee zeker niets nieuws. Er gaat bijna geen dag voorbij zonder dat er gesproken en geschreven wordt over bedrijfssluitingen of afvloeiingen. De voorbije week heeft aangetoond dat de financiële aandelen hun dieptepunt nog niet bereikt hebben.

In een vraaggesprek met katholieknederland.nl reageert Mgr. de Korte, bisschop van Groningen-Leeuwarden, op de crisis. Hij steekt diegenen die werkloos raken, een hart onder de riem. Hij merkt echter ook op dat een economische recessie mensen ook kan doen nadenken over de prioriteiten van het leven. Mgr. de Korte zegt in het interview: “Een tijd van welvaart en overvloed kan mensen ook oppervlakkig maken. De onzekere tijd van vandaag en morgen daagt mensen uit om (opnieuw) na te denken over de zin- en doelvraag van het bestaan.”

In oktober zei onze paus naar aanleiding van de wereldwijde kredietcrisis: “We zien nu met de instorting van grote banken dat geld verdwijnt, het is niets. Wie zijn leven bouwt op deze realiteit, op materiële zaken, op succes... die bouwt zijn leven op zand.” En de paus voegt eraan toe dat alleen het Woord van God de bron is van elke werkelijkheid.

Onze tijd heeft vanuit economisch oogpunt dan ook iets van een tocht door de woestijn. Een tijd van van alles wat minder, of vooral van datgene wat er ook niet echt toe doet. Hierdoor krijgen we wellicht ook meer ruimte om ons leven te richten op wat écht belangrijk is.

In het evangelie van vandaag trekt Jezus ook de woestijn in en verblijft er veertig dagen. Wij staan vandaag aan het begin van de vastentijd en we worden uitgenodigd om met Jezus veertig dagen lang door die woestijn op tocht te gaan. De woestijn is een plek van beproeving. Maar de woestijn is ook een plek die ons doet nadenken over waar het écht om gaat in ons leven. In de woestijn worden we niet afgeleid door dingen waaraan we in ons moderne, hektische bestaan wél veel belang hechten. We krijgen oog voor datgene wat in ons gewone leven dreigt ondergesneeuwd te raken: de aandacht voor de andere, vooral dan voor de noodlijdende en behoeftige, de hand reiken naar diegene met wie we misschien geen al te beste maatjes zijn, met elkaar delen, maar ook ons eigen leven onder de loep durven nemen, jezelf de vraag stellen: Waarmee ben ik bezig? Wat zijn mijn prioriteiten? Hoe leef ik?

In dit proces kunnen we pas echt vooruitgang boeken, wanneer we ons kompas durven richten op Jezus Christus en op zijn bevrijdende Woord. Toeval of niet: het Hebreeuwse woord ‘midbar’ betekent niet enkel ‘woestijn’, maar ook ‘de plaats van het Woord’.

In de evangelielezing uit Marcus maken we samen met Jezus een tijd van beproeving door. Terzelfdertijd is er ook sprake van wederopstanding. “Het Rijk Gods is nabij; bekeert u”, staat er in de tekst. Jezus zegt ons hier: “Luister naar wat ik jullie te vertellen heb. Ik ga jullie Gods Blijde Boodschap verkondigen.” Gods Blijde Boodschap: het Nieuwe Verbond dat God met de mens wil sluiten.

In de eerste lezing is er ook sprake van een verbond. Eerst was er veertig dagen lang een grote vloed die zowat de gehele Schepping verzwolg, met uitzondering van Noach en zijn nageslacht. En dan maakt God een nieuwe start. Die nieuwe start, dat nieuwe begin zal uiteindelijk gestalte krijgen in het verbond dat God met het volk Israël sluit. God is immers een liefhebbende God, een God die vergeving schenkt. “Hij wil dat allen tot inkeer komen en niemand verloren gaat”, zoals we in de Tweede Petrusbrief kunnen lezen (2 Petr. 3,9). God belooft aan Noach “dat er zich nooit meer een vloed zal voordoen om de aarde te verwoesten.” En als teken van zijn belofte verschijnt aan de hemel een regenboog.

God reikt ons in het evangelie van vandaag doorheen zijn Woord, doorheen zijn Nieuwe Verbond, opnieuw de hand. Jezus Christus, het vleesgeworden Woord, kondigt ons de Blijde Boodschap aan, een nieuw gebaar van Gods liefde. We bevinden ons hier bij het begin van Jezus’ verkondiging. Mozes vastte veertig dagen, alvorens hij de stenen tafelen, de tafelen van Gods verbond met het volk Israël in ontvangst nam. Veertig dagen brengt Jezus in de woestijn door en verkondigt vervolgens het Nieuwe Verbond van God met de mens, ja met alle mensen.

In het Marcusevangelie volgt hierop het relaas van het openbaar optreden van Jezus. De mensen uit die tijd waren verbouwereerd van zijn leer en verscheidene malen schrijft Marcus dat Jezus leerde als iemand die gezag bezit. Hij is de man over wie de profeet Jesaja schrijft, dat Gods Geest op Hem rust. Hij is de man van wie Jesaja zegt dat Hij door de Heer is gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, om aan de gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan de blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om alle treurenden te troosten. (vgl. Js. 61)

Gods Woord van liefde en verzoening, het Woord dat vernieuwing schenkt: dat is het Woord dat geen dode letter kan blijven.
Dat is het Woord dat handen en voeten moet krijgen, ja dat wij handen en voeten moeten geven. Dat is wat de paus ook bedoelt met het Woord van God als bron van elke werkelijkheid. En als we daadwerkelijk aan dit Woord handen en voeten geven, Jezus’ Blijde Boodschap als richtsnoer van ons handelen nemen: dat is ongetwijfeld de beste voorbereiding op Pasen. Dan wordt het echt Pasen, dan treedt de belofte van een nieuwe wereld, het Rijk Gods in vervulling.


("Word cloud" van de overweging gemaakt met behulp van http://www.wordle.net/)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten