maandag 22 september 2014

We beleven in de Kerk momenteel boeiende tijden.

Mgr. Johan Bonny, Bisschop van Antwerpen

Homilie bij de 25ste zondag door het jaar A (Mt 20,1-16a)

Wie langer gewerkt heeft, heeft recht op een betere verloning. We noemen dat: ‘loon naar werken’. Het is een principe waarop onze gehele economie gebaseerd is. Het is ook wat ons rechtvaardigheidsgevoel ons ingeeft. De beslissing van de man uit het Evangelie om iemand die de hele dag heeft gewerkt hetzelfde loon te geven als de arbeiders van het elfde uur, stuit ons dan ook tegen de borst. Stel je voor: iemand die één uur gewerkt heeft, krijgt evenveel als iemand die de hitte van de ganse dag heeft getrotseerd. Dat klopt toch niet! Althans, zo denken wij, mensen.

Maar God denkt anders. “Uw gedachten zijn nu eenmaal niet mijn gedachten, mijn wegen niet uw wegen”, lezen we in de eerste lezing van vandaag. “Zoals de hemel hoog boven de aarde is, zo hoog gaan mijn wegen uw wegen te boven en mijn gedachten uw gedachten.” Onze menselijke logica zegt: je krijgt als mens wat je verdient. God handelt volgens een geheel andere logica: je krijgt meer dan wat je volgens menselijke maatstaven, strikt genomen, verdient. Gods genade en barmhartigheid is veel ruimer dan onze verdienste. Dit is, meen ik, wat het Evangelie van vandaag ons wil duidelijk maken: God geeft ons veel meer dan wij eigenlijk verdienen.

Zovele andere Bijbelteksten spreken over Gods oneindige en onvoorwaardelijke barmhartigheid: Psalm 130: “Als Gij zonden blijft gedenken, Heer, wie houdt dan stand? De Heer is steeds barmhartig, zijn genade onbeperkt.” Of denken we aan de God van Israël die zijn volk, ondanks de ontrouw, nooit in de steek laat.

En ook vandaag vinden we heel wat voorbeelden van mensen, van wie het leven, tegen elke menselijke verwachting in, toch ten goede keert, alsof de hand Gods hier aanwezig is:

Een ex-gevangene die met de hulp zelfs van één van zijn vroegere slachtoffers, steun vindt bij een vzw die zich over het lot van de man ontfermt. De man krijgt weer greep op zijn leven en ook meer zelfvertrouwen en neemt voorgoed afscheid van zijn oude bestaan. Of: een vrouw die ongeneeslijk ziek wordt en die, tegen elke verwachting in, hulp en verzorging krijgt van de vriendin met wie ze enkele jaren voordien had gebroken.

Het zijn twee voorbeelden van hoe mensen erin slagen Gods onvoorwaardelijke en grenzeloze liefde en barmhartigheid zichtbaar te maken. Tegen alle menselijke verwachtingen in. Het gaat eigenlijk ons verstand te boven en toch is het mogelijk. Zo is het ook met Gods liefde en barmhartigheid. In die zin kunnen we de twee voorbeelden van daarnet zien als tekenen van Gods eindeloze en onvoorwaardelijke liefde. Ze zijn als het ware sacramenten.

We kennen de sacramenten van de Kerk. De sacramenten zijn tekenen van Gods pure genade. Ze zijn als een geschenk dat we zomaar, om niet, ontvangen, omdat we sacramenten ook niet echt kunnen verdienen. Geen mens kan een sacrament écht verdienen, en zo ook heeft geen enkel mens 'recht' op een sacrament. Mochten we sacramenten kunnen verdienen, zoals ons loon op het einde van de maand, niemand zou nog een sacrament kunnen ontvangen.

Belangrijker dan verdienste is ontvankelijkheid, de juiste gesteltenis. Bij aanvang van de communie bidden we telkens: “Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt.” Ik ben het niet waard U te ontvangen en ik zal het nooit zijn. “Maar spreek en ik zal gezond worden.”: Spreek uw Woord, schenk mij Uw kracht, als voedsel voor onderweg, “en ik zal gezond worden”, met andere woorden: ik zal het goede doen, ik kan mij verdienstelijk maken tegenover God.

Dit wil zeggen: De eerste genade die van God komt en dus ook de middelen waarlangs wij die genade ontvangen (de genademiddelen, de sacramenten) ontvangen wij onverdiend. Gods kracht en genade staan aan het begin. Pas dankzij die kracht en genade kunnen wij geven wat wij verschuldigd zijn, kunnen wij ons bekeren, kunnen wij vergiffenis schenken, kunnen wij het goede bewerken in ons leven. Het is zoals de verloning vroeger in het onderwijs: men kreeg die altijd aan het begin van de maand, dus nog voordat men het loon moest verdienen.

Ik wil dan ook de vraag stellen of de boodschap, zoals die uit het Evangelie van vandaag, niet mede aan de basis ligt van de open brief van onze bisschop van begin deze maand? De brief heeft heel wat teweeggebracht. De bisschop wijst op een tekort in de kerkelijke leer. Als Kerk hebben wij het voortdurend over Gods barmhartigheid en over de onvoorwaardelijkheid in de liefde die Hij betoont. Anderzijds binden wij die oneindige en onvoorwaardelijke liefde en barmhartigheid al te vaak vast aan regels en voorwaarden. Vraag is of we als mens hiertoe wel in staat zijn?: “Uw gedachten zijn nu eenmaal niet mijn gedachten, mijn wegen niet uw wegen.” Gedragen we ons dan niet als de werkers van het eerste uur?

Paus Franciscus merkt op dat we ons als Kerk vaak als controleurs gedragen in plaats van bewerkers van genade: “De Kerk is geen douane, ze is het vaderhuis waar plaats is voor ieder mens die het moeilijk heeft.” We beleven in de Kerk momenteel boeiende tijden.

zondag 4 mei 2014

Our Father Who Art In The Tree

Onlangs zag ik een film die mij erg heeft bekoord. Bij het zien ervan moest ik denken aan de verrijzenisverhalen die we met Pasen en in de daarop volgende week hebben beluisterd, maar ook aan het Evangelie van de tweede Paaszondag: het verhaal van de ongelovige Tomas.

De film heet The Tree, een prent uit 2010 (met Charlotte Gainsbourg in de hoofdrol), naar het boek van Judy Pascoe met de titel Our Father Who Art In The Tree, letterlijk vertaald: Onze Vader die in de boom zijt.

Het verhaal gaat over een jong gezin met vier kinderen, de familie O’Neil. Ze leiden een gelukkig leven ergens op het Australische platteland tot het noodlot hen treft: vader O’Neill wordt op zekere dag, wanneer hij terugkeert van zijn werk, getroffen door een hartaanval en sterft. Dit gebeurt wanneer hij nog achter het stuur van zijn wagen zit en net thuis komt aangereden. Hij komt tot stilstand tegen de reuze-vijgenboom die naast het huis staat. Eén van de vier kinderen is ervan overtuigd dat haar vader verder leeft in die boom en dat hij tot haar spreekt doorheen het ruisen van de bladeren.

Het is haar manier om met het verlies van haar vader om te gaan, maar tegelijk helpt dit haar niet vooruit. Ze klampt zich krampachtig (ook letterlijk!) vast aan de boom als aan haar vader. Ze wil niet begrijpen en aanvaarden dat nu de tijd gekomen is voor een andere manier van verbondenheid met hem, dat haar vader bij haar aanwezig blijft, maar niet in de gedaante van een boom.

We willen ons aan wie ons dierbaar is steeds vastklampen, hem of haar voor altijd vasthouden. Wanneer Maria Magdalena bij het graf komt en ontdekt dat de man die haar toespreekt Jezus is, dan wil ze zich aan Hem vastklampen. En Jezus maakt haar duidelijk dat Hij niet meer aanwezig is als voordien: “Houd Mij niet vast”, zegt Jezus, “want Ik ben nog niet opgestegen naar mijn Vader.”

En ook de apostel Tomas wil Jezus in levende lijve zien: de tekenen van de nagelen in zijn handen, en zelf zijn hand in de zijde van Jezus kunnen leggen, “anders zal ik zeker niet geloven”, zegt hij.

Waarom zijn wij, mensen, zo gehecht aan het zichtbare en tastbare? Het Evangelie wil ons duidelijk maken dat er nu een nieuwe tijd begint. Jezus zegt: “Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.”

De geloofssprong waartoe we hier worden uitgenodigd vinden we ook als rode draad terug in het Oude Testament. Het is het verhaal van een God (van een Vader!) die zijn volk niet in onvrijheid en jammerklacht gevangen houdt, maar die met zijn volk meetrekt en het bevrijding en nieuw leven schenkt. Het is geen God die we kunnen ontdekken in allerhande natuurfenomenen – we vinden dit vandaag soms terug in bepaalde nieuwe vormen van heidendom. Onze joods-christelijke God en Vader is een God die zich telkens openbaart waar mensen bevrijding, gerechtigheid, liefde, nieuw leven ervaren.

Wat we van onze God kunnen zeggen, geldt ook voor Jezus. En Jezus heeft bij zijn hemelvaart, dus op het moment dat Hij eens en voor altijd aan het zicht van zijn leerlingen werd onttrokken, tot hen gezegd: “Ik ben met jullie alle dagen tot aan de voleinding der wereld.” Dus ook vandaag trekt Jezus met ons mee.

En in het Evangelie van Beloken Pasen zegt Hij: “Als gij iemand zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven, en als gij ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.” Met andere woorden: telkens wanneer wij anderen kunnen vergeven, telkens wanneer wij anderen kansen op een nieuw leven, op een nieuw begin, schenken, telkens waar wij bevrijding helpen groeien – zoals ook Jezus deed tijdens zijn leven – ontdekken wij een glimp van zijn aanwezigheid, is Hij met ons, alle dagen van ons leven.

In The Tree, trekt, naar het einde van het verhaal toe, een verwoestende storm over het gebied waar de O’Neils wonen. Van hun huis blijft niets meer over. De moeder is nu wel verplicht om met haar kinderen weg te trekken, weg van de plaats waar ze hebben gewoond, weg van de boom ook. Het maakt een nieuwe verbondenheid met de overleden vader mogelijk, een verbondenheid die letterlijk leidt naar nieuwe horizonten, naar een nieuw leven. Dat is ook wat vader O’Neil zou hebben gewild. Hij zal met hen meetrekken.

In het begin van de film zien we hoe hij als vrachtwagenchauffeur instaat voor het transport van prefab woningen. Tegen de achtergrond van het verhaal geen toevallig beeld: Waar je met je hebben en houwen ook naartoe trekt, ik zal steeds met je meetrekken, ik zal steeds bij je zijn. “Ik ben met jullie alle dagen tot aan de voleinding der wereld.”

dinsdag 22 april 2014

"Geloof binnenstebuiten"

Homilie gehouden tijdens de Paaswake op 19 april 2014 in de St.-Antoniuskerk, Brasschaat.

Ooit zei een fabrikant van zeep tegen een priester: “Het christelijk geloof heeft niets bereikt. Alhoewel het al tweeduizend jaar lang wordt verkondigd, is de wereld er niet beter op geworden. Het kwaad bestaat nog steeds en er zijn nog altijd boosaardige mensen.” De priester wees naar een kind dat aan de rand van de weg in de modder aan het ploeteren was en zei: “Zeep heeft niets bereikt. In onze wereld is er nog altijd vuil en zijn er vuile mensen.” Daarop antwoordde de zeepfabrikant: “Zeep heeft enkel zin, wanneer het ook gebruikt wordt.” Waarop de priester zei: “Zo is het ook met het geloof.”

Wanneer het geloof in een voorraadkast wordt opgeborgen, heeft het geen zin, dient het tot niets. We dienen met het geloof ook iets te doen! Het volstaat niet om nu en dan rond de persoon van Jezus Christus samen te komen, zijn Woord te beluisteren en zijn sacramenten te vieren. Wanneer we de vreugde die we ervaren in de ontmoeting met de levende Heer niet met anderen delen, dan sterft ons geloof af.

Ons geloof delen met anderen: niet enkel met diegenen die met beide voeten in geloof en Kerk staan, maar vooral met hen die er verder van verwijderd zijn. Ons geloof binnenstebuiten, zoals dat heet, naar de ander toegaan om Jezus Christus en zijn Blijde Boodschap te verkondigen.

Maar hebben wij het als Kerk hier in het Westen niet verleerd eropuit te trekken, te verkondigen? Heerst bij ons christenen vandaag niet eerder een gevoel van moedeloosheid, van ontgoocheling, een gebrek aan vreugde en hoop? Vragen we ons niet dikwijls af, of het allemaal nog wel zin heeft? Verschuilen we ons niet te veel achter onze verworvenheden en klampen er ons aan vast als aan een laatste strohalm?

Ondanks alles heeft de Kerk het steeds als haar eerste taak gezien om de Blijde Boodschap te verkondigen aan alle mensen, niet in het minst aan hen die van Christus verwijderd zijn. Het klopt dat elk leven en elke tijd zijn pijn en verdriet kent, maar toch mogen we elke keer opnieuw putten uit de vreugde die het Evangelie ons biedt. En die vreugde vindt haar oorsprong in het vertrouwen dat er een God is die ons oneindig en onvoorwaardelijk bemint – ook al stellen wij vaak niets tegenover zijn liefde. En die God heeft ons zijn onmetelijke liefde getoond in de dood én verrijzenis van zijn Zoon, Jezus Christus. Dit geloof mag als een lichtstraal, dwars door alle pijn en verdriet heen, ons draagkracht, maar vooral vreugde schenken.

In het Evangelie van deze Paaswake komen twee vrouwen bij het lege graf. De ene vrouw is Maria, de vrouw van Kléopas, de andere Maria Magdalena. Maria Magdalena heeft Jezus, toen zij Hem voor het eerst ontmoette, ervaren als een man die bevrijding schenkt. Zij was een vrouw die vastgelopen was in het leven, tot Jezus haar ontmoette. De ontmoeting met Jezus bracht licht, hoop en vreugde in haar leven. Nu gaat Maria Magdalena naar het graf van Jezus en mag opnieuw ervaren, dat niet duisternis, dood en verdriet het laatste woord hebben, maar wel leven, licht en vreugde! Zij mag God opnieuw ervaren als God van leven.

En het eerste wat Maria Magdalena doet is: eropuit trekken, verkondigen aan de leerlingen wat ze heeft beleefd! Hoe kan het ook anders: zo’n belevenis moet gewoon verteld worden. De ervaring dat Jezus leeft, dat de macht van de dood gebroken is en dat de liefde van God sterker is dan de macht van het kwaad: die ervaring ‘moet’ gedeeld worden!

De levende Heer wil ook ons ontmoeten, Hij wil ons raken, ons zijn liefde tonen en vreugde schenken. En ook wij worden opgeroepen Hem te verkondigen, van Hem te getuigen.

Als wij de steen van ons hart wegrollen, dan pas kunnen ook wij tekenen van Gods onvoorwaardelijke liefde voor ons herkennen – soms haast onopgemerkt. En als de steen is weggerold, kunnen ook wij zelf uit het graf naar buiten treden en Gods Blijde Boodschap van liefde verkondigen. Niet zozeer door mooie woorden, wel door onze belangeloze inzet voor onze medemens (voor gelovigen én niet- of andersgelovigen):

Een oudere dame uit de buurt geraakt niet tot bij de specialist die zijn praktijk in de stad heeft: een man uit de buurt voert haar tot bij de arts en weer naar huis terug.

Een buur is een alleenstaande werkloze moeder behulpzaam bij het vinden van een job.

Een Nigeriaanse vrouw, hoogzwanger, zonder papieren, die van iemand uit de straat kleertjes krijgt voor haar toekomstige kindje.

Voorbeelden van hoe wij Gods boodschap van liefde handen en voeten kunnen geven. Mogen de sacramenten die we in deze Paastijd vieren, niet het doel zijn van ons leven als gelovige, maar wel de krachtbron van waaruit we de vreugde van het Evangelie concreet gestalte geven.

vrijdag 4 april 2014

dinsdag 18 februari 2014

Leef naar de Geest

Homilie bij de 6de zondag door het jaar A (Mt. 5,17-22a.27-28.33-34a.37) / TV-Mis op één, 16-02-2014

De voorbije weken en maanden waren er in ons land de acties van Afghaanse vluchtelingen. Met hun acties hebben zij aan onze regering duidelijk gemaakt dat terugkeren naar hun land van herkomst géén optie is. De situatie is er té gevaarlijk.

Ons land heeft wetten om bescherming te bieden aan mensen die hun land hebben moeten ontvluchten. Hebben we wel voldoende oog voor de concrete mens in nood? Verschuilen we ons soms niet teveel achter die wetten? Het geeft ons schijnbaar het gevoel dat we goed bezig zijn, want we handelen toch volgens de regels en afspraken… Deze situatie laat ons de spanning zien tussen wat we de letter en de geest van de wet noemen.

Het Evangelie van deze zondag gaat ook over die spanning. De Farizeeën en Schriftgeleerden beschuldigden Jezus ervan dat Hij het niet zo nauw zou nemen met de joodse wet, dat Hij er te losjes mee om zou gaan. De evangelist Matteüs neemt Jezus in de verdediging. We lezen bij Hem dat Jezus niet gekomen is om Wet of Profeten op te heffen, maar om te vervullen: “Geen jota of haaltje zal aan de Wet veranderd worden. Eerder nog zullen hemel en aarde vergaan.” Wat Jezus hier doet, is niet kritiek uitoefenen op de Wet op zich, wel op diegenen die trouw de letter van de Wet volgen, maar tegelijk onzuiver van hart zijn.

Het mag dan wel kloppen dat je niemand hebt vermoord. Je broeder een kwaad hart toedragen is óók dodelijk. Iedere moord begint met haat in het hart.

Je mag dan wel uiterlijk vasthouden aan je huwelijkstrouw. Een oogje hebben op een mooie vrouw, een mooie man is echtbreuk plegen in je hart.

En tenslotte: gij zult geen valse eed doen. Jezus zegt: gij zult zo oprecht leven dat ge helemaal géén eed hoeft te doen, “uw ja moet ja zijn en uw neen, neen”.

Jezus is dus niet gekomen om de Wet af te schaffen. Integendeel, Hij staat achter de Wet, maar gaat nog een stap vérder. Meer dan naar de uiterlijke plichtplegingen kijkt Jezus naar het hart. En wat er in een mensenhart omgaat, dient veel verder te gaan dan het trouw navolgen van wetten en regels. Jezus zegt dat onze gerechtigheid die van Schriftgeleerden en Farizeeën moet overtreffen. Gerechtigheid beoefenen – zegt Jezus – dat doe je niet, of onvoldoende, wanneer het minimum van wat van je wordt verwacht tegelijk het maximale is wat je doet. Dan is er het gevaar dat je als de Schriftgeleerden en Farizeeën wordt: dat je je achter wetten en regels verschuilt om er je eigen voordeel mee te doen. Dan leef je misschien wel uiterlijk volgens de letter van de Wet, maar niet innerlijk, naar de geest ervan … maar ook niet naar … de Geest – met hoofdletter!

Het Evangelie van vandaag stelt ieder van ons dan ook voor de vraag: leven wij wel voldoende naar de Geest? Leven wij als Kerk wel voldoende naar de Geest? Jezus heeft de Kerk zijn Geest beloofd. Geven wij als Kerk wel voldoende ruimte aan die Geest? De Geest die bevrijding schenkt. De Geest die ons verder doet kijken dan wetten en regels. Die ons doet beseffen dat regels slechts een middel zijn en niet het doel op zich. De Geest die ons helpt inzien, waartoe de Kerk hier op aarde dient: ware gerechtigheid helpen groeien.

De Geest laat de Kerk niet in de steek. Dat hebben we vorig jaar mogen ervaren: bij de keuze van onze nieuwe paus Franciscus. Sinds zijn verkiezing is er op vele plaatsen in onze Kerk een nieuwe geest voelbaar, een nieuw elan. Een Kerk die minder met zichzelf bezig is, minder bezig met haar eigen bestaan, en er meer in slaagt uit zichzelf te treden en naar de wereld te gaan. Mensen die paus Franciscus persoonlijk ontmoeten, ervaren bij hem een grote innerlijke vrijheid. Misschien is het, omdat hij een man is die over de oude zekerheden durft heen te stappen. Misschien is het, omdat hij een man is die leeft naar de Geest.

Een Kerk die leeft naar de Geest is een Kerk die buiten de oude zekerheden durft te treden, om zo in onze wereld nog meer het verschil te maken. Durven ook wij onze zekerheden los te laten? Het boezemt ons misschien angst in. Het loont echter de moeite! Want het brengt ons weer een stapje dichter bij de verwezenlijking van Gods Rijk der hemelen hier op aarde. Het helpt ons een beetje meer te leven naar de Geest.