zondag 12 augustus 2012

Jezus: enkel die man uit Nazareth of 'Zoon van de Allerhoogste'?

Homilie bij de negentiende zondag door het jaar - B
Joh. 6,41-51

Het is nog volop vakantietijd. En wanneer mensen op reis vertrekken, dan voegen ze vaak een goed boek toe aan hun inpaklijst. Dikwijls een boek dat men al een hele tijd had willen lezen, maar gedurende het werkjaar is men er nooit toe gekomen. Of misschien brengt men tijdens de zomermaanden een bezoekje aan de bibliotheek om boeiende lectuur te vinden voor de vrije momenten thuis. De Belgische zomers lenen er zich meestal toe.

In het liturgische jaar B krijgen we tijdens de zomermaanden vanuit de Schrift ook boeiende vakantielectuur aangeboden. Sinds een aantal zondagen hebben we kunnen luisteren naar het zesde hoofdstuk uit het Johannesevangelie. Dit hoofdstuk wordt ook wel de ‘Broodrede’ genoemd. Er is veel sprake van brood. Het begint met de broodvermenigvuldiging – herinnert u zich nog de Evangelielezing van twee zondagen geleden. Vorige week hoorden we Jezus zeggen: “Ik ben het brood des levens: wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben”. En vandaag klinkt het als volgt: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.” Boeiende lectuur: in elk geval! Maar ook moeilijke lectuur! Het zit vol betekenissen.

We weten dat Jezus vaak in gelijkenissen, in parabels, sprak om moeilijke gedachten voor zijn toehoorders begrijpelijk te maken. In het Johannesevangelie maakt Jezus echter geen gebruik van parabels, van verhalen, maar van beelden, voorafgegaan door “Ik ben…”. We horen Jezus in het Johannesevangelie zeggen: “Ik ben de goede herder”, “Ik ben het licht van de wereld”, “Ik ben de deur”, “Ik ben de ware wijnstok”, - en vandaag: “Ik ben het brood des levens”.

Zonet hoorden we Jezus zeggen: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet zal hij leven in eeuwigheid.” De Evangelietekst gaat over wie Jezus is en waar Hij vandaan komt. Ook wij worden weer uitgenodigd een antwoord te geven op de vraag die Jezus in een ander Evangelie aan zijn leerlingen stelt: “Wie zegt gij dat Ik ben?”

Mocht je deze vraag aan mensen van onze tijd voorleggen – en vroeger moet het niet anders zijn geweest – dan zou dit tot zeer uiteenlopende antwoorden leiden. Heel wat mensen zouden ongetwijfeld zeggen dat Jezus een heel bijzonder mens moet zijn geweest, die grootse dingen heeft gedaan, die een aantal wantoestanden in zijn tijd aanklaagde, een man die zijn tijd ver vooruit was.

Dat is allemaal wel waar, maar de antwoorden geven enkel iets weer van Jezus als mens en zeggen niets over de grond van waaruit Jezus deed wat Hij heeft gedaan. Ze kijken naar Jezus zoals de Joden uit het Evangelie doen, wanneer deze zeggen: “Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, en kennen wij zijn vader en moeder niet?”

Wij, christenen, worden vandaag opnieuw uitgenodigd om met een gelovige bril naar Jezus te kijken. En dan krijgen zijn uitspraken een diepere betekenis. Voor wie niet gelooft, zijn ze aanstootgevend. De Joden morren, omdat Jezus heeft gezegd dat Hij het brood is dat uit de hemel is neergedaald. Straffe uitspraken zijn het wel, maar het was Jezus niet om zijn eigen eer te doen. In een later hoofdstuk zal Jezus zeggen dat Hij niet uit zichzelf gekomen is, maar dat de Vader Hem gezonden heeft. In het leven van Jezus staat er altijd iemand op de achtergrond die men nooit ziet: de Vader. “Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren Zoon, die in de schoot van de Vader is, Hij heeft Hem doen kennen”, klinkt het in de proloog tot het Johannesevangelie.

Het stukje Evangelie van daarnet plaatst de relatie van Jezus tot de Vader op de voorgrond. Jezus komt van veel verder dan van Nazareth, zo blijkt. Hij komt uit de Vader, “uit de hemel neergedaald”, door de Vader in de wereld gezonden om voor ons tot voedsel te zijn. Het eten van het brood dat Jezus is, betekent: luisteren naar wat Jezus zegt en dat aannemen. Het eten van dit brood wil zeggen: doorslikken dat Jezus van God vandaan komt; dat Jezus het geschenk van God is aan deze wereld die honger heeft naar leven.

Door de Vader in de wereld gezonden om voor ons tot voedsel te zijn. Dit alles is geschied, vooraleer wij zelf ook maar iets gedaan hebben. Aan ons om op dit aanbod van genade een antwoord te geven. Aan ons om te zeggen wie Jezus voor ons is. Is Hij enkel die man uit Nazareth, zoon van Jozef en Maria? Of is zijn plek bij de Vader, ‘Zoon van de Allerhoogste’?

(inspiratie werd onder meer gevonden bij: Sjef van Tilborg, Johannes, Boxtel 1988 en Godfried Danneels, Een mens om van te houden. Een God om in te geloven. Een woord bij… Kerstmis 1994, Mechelen 1994)