vrijdag 9 juni 2023

'Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad...'

Homilie bij het feest van de Heilige Drie-eenheid

(Exodus 34,4b-6.8-9 / 2 Kor. 13,11-13 / Joh. 3,16-18)

‘Hoe is uw naam, waar zijt Gij te vinden, eeuwige God, wij willen U zien. Geef ons vandaag een teken van liefde…', zo luidt de openingsstrofe van een gekend kerklied. Uit deze woorden klinkt de verzuchting om iets – al was het maar een glimp – van God te kunnen opvangen. ‘Geef ons een naam, waarmee we U, God, kunnen vatten.’

Maar God is niet te vatten. Hij overstijgt onze verstandelijke vermogens, onze waarneming, onze menselijke begrippen en beelden. We kunnen met namen slechts om Hem heen cirkelen, hoogstens één facet weergeven van wie God is. De islam gebruikt 99 namen voor God, die elk slechts één eigenschap van God belichten, die dus nooit God in zijn geheel kan vatten.

Moeten we dan zwijgen over God? Hoegenaamd niet! Er zijn heel wat boeken over Hem geschreven, zelfs een boek waarvan elke zin van Hem spreekt: de Bijbel! De Bijbel spreekt over God als Schepper die aan de basis ligt van al wat is, prachtig weergegeven in het scheppingsgedicht van Genesis. Dit is de God die wij ‘Vader’ noemen, de God die Schepper is van al wat bestaat, maar er toch niet in opgaat: de transcendente God. Het mag dan wel zo zijn dat God niet volledig samenvalt met zijn Schepping, toch geloven wij dat God er niet los van staat. Hij blijft met zijn Schepping verbonden. Aan de vraag van Mozes uit de eerste lezing van daarnet – ‘Och, Heer, wees zo goed en trek met ons mee’ – komt God tegemoet. Tot op vandaag. Want ‘de Heer is een barmhartige en medelijdende God, lankmoedig en groot in liefde en trouw’: dat is de Naam die de Heer tegenover Mozes uitspreekt. Onze God is een God van liefde, en liefde vraagt om relatie. Het mysterie van God is geen mysterie van eenzaamheid (niet de barmhartige maar eenzame Allah is Hij). Het mysterie van God is een mysterie van samen-zijn, van beminnen, uitstromen en ontvangen. Aan de vraag van Mozes (‘Och, Heer, wees zo goed en trek met ons mee’) is God tegemoet gekomen. Hij heeft ons ‘een teken van liefde gegeven’, doordat Hij ‘zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft, niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben.’ Hij schenkt ons ook vandaag ‘een teken van liefde’ door zijn Geest.

God is van nature liefde. De Vader bemint de Zoon. En de liefde tussen de Vader en de Zoon is de heilige Geest. Onze God is daarom de God van relatie. Onze God is de God van gemeenschap en liefde. Zo leren wij de Drie-ene God als Vader, Zoon en heilige Geest kennen.

We mogen dan wel spreken over God als Drie-eenheid, maar meer nog moeten we ‘God doen’… of om het met de woorden van kannunik Bart Paepen te zeggen: we moeten ‘Godden’. God is in zijn diepste wezen ‘relatie’ en ‘liefde’. ‘Godden’ betekent dan concreet: in het leven van elke dag die liefdesrelatie beleven. ‘Hoe is uw naam, waar zijt Gij te vinden…’ Waar die liefdesrelatie wordt beleefd, daar is God te vinden! Overal waar er een liefdesgemeenschap te vinden is in het gezin, in de parochie of samenleving, daar kunnen we zeggen dat mensen ‘Godden’. Deze liefdevolle gemeenschappen mogen dan niet perfect zijn, omdat wij deze gemeenschappen mee moeten gestalte geven, en wij, mensen, niet perfect zijn. Maar overal waar mensen elkaar liefdevol tegemoet treden, waar mensen ‘Godden’, daar is God aanwezig.

De eerste christenen begrepen dat onze God een God van liefde is en dit toonden zij in hun liefde en zorg voor hun naaste. ‘Kijk eens hoe de christenen elkaar liefhebben’, zeiden de heidenen, en dat wekte hun interesse. De Drie-eenheid was voor de eerste christenen niet iets abstracts maar een levende werkelijkheid. En dat zou ze ook voor ons moeten zijn.

De Drie-eenheid is dus een werkwoord, zoals ook haar synoniem – liefde – een werkwoord is. Als we er niet in slagen de Drie-eenheid tot werkwoord te maken, dan blijft ze kil en afstandelijk, hoog verheven op de eenzame hoogte van de theologische speculatie. Maar dan wordt ook onze wereld kil en afstandelijk. ‘De ware God is één en drievoudig; komt laat ons Hem aanbidden.’ Maar laten we Hem meer nog tot kern van ons hele leven maken.

woensdag 25 november 2020

Welkom thuis...

Homilie bij het afscheid van Papa, 30 oktober 2020

Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw Geboorte, Lint

(Jesaja 25,6-9 / Johannes 14,1-6)


We zijn vandaag hier in deze kerk bijeengekomen om afscheid te nemen van echtgenoot, Papa, opa Jan. Als wij afscheid moeten nemen van iemand die ons lief is, ontstaat er een leegte, die nooit echt zal kunnen worden opgevuld. Bij dit afscheid zoeken we daarom naar woorden van troost en van zingeving. We zoeken die ook in de Schrift. Juist daar waar de wereld zwijgt, geeft het Bijbelse geloof ons een troostvolle boodschap: het uitzicht op eeuwig leven.

In het evangelie luisterden we naar woorden die Jezus tot zijn leerlingen sprak tijdens het Laatste Avondmaal. Jezus was er zich van bewust dat zijn dood nabij was. In de tekst uit Johannes hoorden we Jezus zeggen: “Ik ga heen naar de Vader, naar Hem die Mij gezonden heeft.” De leerlingen mochten getuige zijn van de daden die Jezus verrichtte en van de bevrijdende woorden die Hij sprak. Hierover moeten zij ongetwijfeld een grote vreugde en dankbaarheid hebben ervaren. Zoals wij nu bij het heengaan van Jan, waren de leerlingen dan ook uitermate bedroefd toen ze hoorden dat Jezus weldra zou heengaan. Maar Jezus voegt er dadelijk aan toe: “Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden; want – zegt Hij – Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden.”

“Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden”: dat zegt Jezus ook tot ons vandaag. “Ik, de Heer, laat niemand in de dood achter. Ik neem je op bij Mij, in een nieuwe, eeuwige thuis. Ik nodig je uit tot het eeuwige gastmaal dat in de hemel bereid is, een gastmaal met uitgelezen gerechten en belegen wijnen, een feestmaal rijk aan merg en vet, met pure, rijpe wijnen”, zoals we daarnet de profeet Jesaja hoorden zeggen. Papa kennende, een man die graag feest vierde, is het verwonderlijk dat hij bij dit heerlijke vooruitzicht, niet vroeger is heengegaan.

Voor altijd doet God, de Heer, de dood teniet, en wist de tranen van elk gezicht. Bij de dood gaat de deur van ons leven hier op aarde wel dicht, maar tegelijkertijd opent God de poort naar een nieuw leven en een nieuwe toekomst, een nieuwe thuis bij Hem. En die toekomst, die nieuwe thuis biedt Hij aan ons allemaal, want “in het huis van mijn Vader is plaats voor velen.”

Ik ben zeker dat Papa het naar zijn zin zal hebben in die nieuwe thuis, dat hij er zich op zijn gemak en écht thuis zal voelen. Thuiskomen, je ergens thuis voelen: het was heel belangrijk voor Papa. Of het nu was in eigen huis, of in den vreemde: Papa voelde zich het gelukkigst als hij dit gevoel van ‘thuis’ mocht ervaren. Maar streven wij, mensen, er niet allemaal naar om gelukkig te zijn? Streven wij niet allemaal naar een plek, een thuis, waar we ons gekend en bemind weten?

Papa mocht hier op aarde die thuis reeds ervaren, en voelde zich de hemel te rijk. We mogen geloven dat hij nu aangekomen is in een nieuwe thuis, bij God, en dat hij nu die hemel helemaal mag ervaren. Is dit niet wat de dichter Novalis bedoelt, waar hij schrijft: “Wo gehen wir denn hin? Immer nach Hause.” We zijn onderweg tot we definitief thuiskomen. Voor ons, gelovigen, betekent dit: het eeuwige samenzijn bij God. We vertrouwen ons toe aan Gods Woord en Gods belofte dat de weg die Papa is gegaan, geen doodlopende weg is, maar dat hij is thuisgekomen bij God en nu woont waar Hij woont.

We zullen Papa missen. Maar we mogen geloven dat God nu voor Papa zorgt en dat hij met ons verbonden blijft, in lief en leed. We zeggen geen “Vaarwel”, maar “A-dieu”… tot bij God!

maandag 2 november 2020

Dankbare herinnering aan mijn vader, Joannes 'Jan' Janssen (1939-2020)

 

Op zaterdag 24 oktober 2020 om 23.05 uur is mijn vader zachtjes heengegaan. Ik was er jammer genoeg niet bij toen hij de stap naar de overkant maakte. Zijn jongste broer - tevens petekind - Koen was wel aanwezig. Hij getuigt hoe ze beiden een Onzevader en drie Weesgegroeten baden en hoe mijn vader bij het derde Weesgegroet na de laatste woorden "nu en in het uur van onze dood..." zijn laatste adem uitblies.

Dankjewel, Papa, voor wie je was, voor wat je voor mij hebt betekend en zal blijven betekenen. Je hebt me alle kansen gegeven om te worden wie ik ben. Ik zeg geen 'vaarwel', maar 'a-dieu'... tot bij God.

Een collega van me condoleerde me met volgende prachtige woorden die een diepe indruk op me hebben gemaakt. Ik heb de tekst verwerkt in mijn inleidend woord bij de uitvaart die ik zelf ben voorgegaan:

'Een vader uit handen moeten geven,
is als een stevig dak boven je hoofd dat wegwaait.
Je dacht: het leven is veilig, is goed, is beschermd.
Er kan mij niets overkomen, want vader is er.
Altijd ouder dan mij,
‘ouder’ en daarom een waarborg voor mijn eigen leven:
dankzij mijn vader heb ik eeuwig leven.
Maar dan waait hij weg. In zijn eeuwigheid.
En je voelt je ontheemd. Meer alleen op de wereld.
Was het niet dat er Woorden zijn waaraan wij vasthouden,
Woorden als Liefde, Licht en Vertrouwen
in een Hemelse Vader en een Weerzien –
was het niet dat die Woorden ons troosten
en sterken konden, wij zouden verloren zijn.'  (MVL)

donderdag 16 april 2020

Essay van Tomáš Halík: De coronacrisis is hét moment voor de Kerk om te veranderen

De kerken zijn leeg in deze coronacrisis. En dat staat symbool voor de leegte in de kerk, stelt de Tsjechische priester en internationaal vermaarde hoogleraar Tomáš Halík. Christenen zouden deze tijd moeten aangrijpen voor een radicale verandering van Kerk en christendom, betoogt hij. Lees hier het essay.

zaterdag 28 maart 2020

Kardinaal Godfried Danneels over de Eucharistie

In zijn boekje Geen zondag zonder vrijdag. Over lijden, offer en kruis ("Een woord bij... Pasen 1992") schrijft de Kardinaal het volgende (blz. 34-35):

"[Bij de eucharistie] gaat het niet om een feestje 'bouwen', zoals dat heet. Het is Jezus zelf die het feest aanricht; we moeten er eerder in binnengaan dan het zelf maken: het overstijgt ons. Dat wil zeggen: eucharistie is geen happening, geen theater of expressie, geen opvoering, geen didactisch of pedagogisch gebeuren. Bij al die dingen staan wij centraal: wij doen het, wij ontwerpen de regels van het spel, wij kiezen een stuk, wij leven ons uit. Dat is de eucharistie bepaald niet: we gaan binnen in een gebeuren dat ons langs alle zijden overstijgt. Wij maken het niet: het gebouw staat er al en het stuk is geschreven. In sommige eucharistievieringen kan het voorgrondsgebeuren zo'n overbenadrukking krijgen, door creativiteit, zang, dans, zelfexpressie, dat je er nog amper kan doorheen kijken om Jezus te zien. Je moet zoals de dragers van de lamme het 'dak openbreken' om bij Hem te kunnen komen. "Het was een mooie mis!" - Maar Jezus was er amper te vinden. Was het wel een mis?

Eucharistievieringen moeten zo zijn dat ze niet 'toeklappen': want ze zijn meer van de Kerk en van God dan van ons. Dat verklaart ook waarom de eucharistieviering niet kan zonder een zekere sacraliteit. Dat betekent dat de dingen er net iets anders moeten zijn dan in het dagelijks leven. Men gebruikt een taal die net iets anders klinkt, men zingt andere liederen en maakt andere muziek, men kleedt zich anders, het brood is anders. Men kiest kaarslicht en wierook, men gebruikt zuiver linnen, men groet met een vredeskus en men zegt niet gewoon "Dag!". Is dit wereld-vreemdheid? Ja. Maar niet in de zin dat de wereld wordt verworpen. Hij wordt opgetild en voltooid, verlost."

vrijdag 27 maart 2020

27 maart 2020: Extra Urbi et Orbi

Paus Franciscus ging op 27 maart 2020 voor een leeg St.-Pietersplein voor in een pakkende en indrukwekkende gebedsdienst, met aan het einde een uitzonderlijke Urbi et Orbi-zegen. Herbekijk:


Er is diepe duisternis gevallen over onze pleinen, straten en steden. Het heeft ons leven overgenomen en alles gevuld met een oorverdovende stilte en een troosteloze leegte, die alles verlamt, sprak paus Franciscus voor een indrukwekkend leeg en beregend Sint-Pietersplein in Rome. Lees hier de volledige tekst.

donderdag 26 maart 2020

Kunnen we dit jaar Pasen vieren?

Terwijl ik deze regels schrijf blijft het aantal infecties en doden als gevolg van het coronavirus wereldwijd oplopen. Dit is géén seizoensgriepje, zoals door sommigen beweerd. In de zwaar getroffen regio’s Lombardije en Madrid worden onder meer kerken en zelfs een ijsbaan gebruikt als noodmortuarium, omdat de bestaande mortuaria vol liggen. Onze gedachten en gebeden gaan uit naar de talloze slachtoffers en hun families.

De maatregelen om het virus te bestrijden hebben een diepe impact op het economische, culturele en sociale leven. Ook op het leven van de Kerk. Sinds 14 maart kunnen we niet meer samenkomen voor het vieren van de eucharistie of van andere vormen van gezamenlijk gebed.

De tijd waarin we momenteel leven lijkt er één van ziekte, dood, angst, onzekerheid over wat de toekomst brengt, een donkere tijd. Vraag is: kunnen we dit jaar, in deze donkere tijd, Pasen vieren, het feest van de Verrijzenis, van nieuw leven? Het is op zijn minst duidelijk dat we niet fysiek kunnen samenkomen. Maar velen zullen wellicht ook de vraag stellen: kunnen we vreugde uitstralen, kunnen we een Alleluia aanheffen, nu ons leven bepaald wordt door kommer en kwel? Een puur menselijk antwoord zou zijn: “Nu liever niet.” Maar het gelovige antwoord op deze vraag klinkt geheel anders: “Nu juist wel… meer dan ooit!”

Beeld van de Verrezen Christus, Medjugorje
(bron: www.pinterest.com/joancmk/medjugorje-board/)
Want zal er ooit een moment komen waarop we wél alle redenen hebben om Pasen te vieren? Heeft elke tijd niet zijn lijden en zit er niet achter elke deur verdriet? Het Pasen van Christus kwam er niet zonder de doortocht van Goede Vrijdag, zoals Goede Vrijdag ook niet op zichzelf stond, maar uitmondde in de vreugde van Pasen. De vreugde van Pasen is daarom geen goedkope vreugde, ontdaan van elk lijden en elke pijn, zoals ook de duisternis van Goede Vrijdag niet vrij is van de hoopvolle verwachting van Pasen. De verrezen en verheerlijkte Christus droeg de wonden van Goede Vrijdag met zich mee. En op Goede Vrijdag was het nooit helemaal donker, ook al was het helemaal donker, want het einde was geen einde, maar een nieuw ochtendgloren, een nieuw begin.

Kunnen dan ook wij in deze crisistijd, al lijkt het helemaal donker, tekenen zien van een nieuwe lente, van nieuw leven, van Verrijzenis? Durven ook wij geloven dat de levende en verrezen Heer onder ons aanwezig is, dat Hij dicht bij ons is en ons niet in de steek laat, ook en vooral in deze tijd? Hebben wij oog en oor voor zijn aanwezigheid?

Ik zie Zijn aanwezigheid onder meer daar waar gezinnen en families dichter naar elkaar toegroeien, omdat mensen meer tijd en oog hebben voor elkaar. Daar waar conflicten worden bijgelegd, omdat men in deze verwarrende tijd meer nood heeft aan verbondenheid dan aan tweedracht.

Ik zie de aanwezigheid van de Verrezen Heer daar waar mensen meer oog krijgen voor de essentie van het leven en beseffen “dat de mens niet leeft van brood alleen”. Het begin van een nieuwe lente?

Ik zie Zijn aanwezigheid in tekenen van sterkere verbondenheid tussen mensen. “Social distancing” (het bewaren van een fysieke afstand) is het codewoord in deze coronatijden. Tegelijk zijn er tekenen van sterkere verbondenheid, van minder “social distancing”, maar dan figuurlijk: helpende handen voor ouderen om bijvoorbeeld boodschappen te doen of de hond uit te laten, de vele solidariteitsacties voor mensen in de zorgsector (bijvoorbeeld dagelijks #ApplausVoorDeZorg en het simultaan luiden van de kerkklokken om 20 uur).

Hiermee verbonden: deze crisis herinnert er ons aan dat de mensheid één gemeenschap is. Zoals onze paus het formuleerde in een interview met La Stampa: “We moeten het een beetje zien als een naoorlogse periode. Er zal niet langer ‘de andere’ zijn, maar ‘ons’. Want alleen samen kunnen we met z’n allen uit deze situatie komen.” Er was de hulp van de EU aan China en van China aan de EU, de hulp van Rusland en Cuba aan Italië… Begin van een nieuwe verbondenheid en solidariteit tussen de landen en volkeren wereldwijd? Begin van meer wereldvrede? Laat het ons hopen. VN-secretaris-generaal Guterres gaf in elk geval de aanzet door op te roepen tot een wereldwijd staakt-het-vuren. Het coronavirus is immers onze gemeenschappelijke vijand.

En tot slot een paar persoonlijke ervaringen. Terwijl het coronavirus verder door het land raast, respecteren koolmeesjes, zoals steeds, de regels van “social distancing”, maar bouwen ze naarstig aan een nestje in de holle perenboom tegenover het keukenraam, werken ze verder aan de toekomst! En, wellicht is het u de voorbije weken ook opgevallen: de haast gewijde stilte die je ervaart tijdens een wandeling in de avondschemering.

Christenen zijn paasmensen. Paasmensen zien verder dan de duisternis, verder dan ziekte en dood. Zij zien tekenen van verrijzenis: hoe midden in de duisternis Hij er is, de verrezen Heer. Aan allen, ondanks – of beter: mét alles wat we nu doormaken: een zalig Pasen!