zaterdag 2 september 2017

De wetenschap van het kruis

Homilie bij de 22ste zondag door het jaar A (Matteüs 16,21-27)

Vandaag maakt Jezus zijn leerlingen duidelijk dat Hij naar Jeruzalem zal moeten gaan, dat Hij daar veel zal moeten lijden en uiteindelijk ter dood zal worden gebracht, maar – zo voegt Hij eraan toe – Hij zal op de derde dag verrijzen! Petrus – temperamentvol als hij is – zegt tegen Jezus: “Dat verhoede God! Zoiets mag U nooit overkomen!” Het lijkt wel alsof Petrus enkel oren heeft naar het negatieve van Jezus’ woorden en niet lijkt te beseffen dat Jezus ook spreekt over zijn verrijzen op de derde dag! Of misschien hoort Petrus wel het goede nieuws, maar verzet hij zich tegen lijden en kruis? Zonet had hij Jezus nog als de Messias, de Zoon van de levende God erkend. Wellicht past deze lijdensvoorspelling niet bij het beeld dat Petrus heeft van Gods Zoon? Die Jezus, zo lijkt hij te denken, die zou toch bij machte moeten zijn alle lijden en droefenis letterlijk uit de wereld te bannen?

Herkennen wij ons niet in die Petrus? Zijn reactie is heel menselijk en daarom ook heel begrijpelijk. Herkennen wij in zijn houding ook niet een bepaald streven dat zich in onze tijd op een nooit geziene hoogte bevindt? Ik bedoel: het streven om alles wat voor de mens ook maar enigszins onaangenaam is, met alle middelen te bekampen? En ook al zijn we al heel ver gevorderd in de bestrijding van allerhande ziekten en van pijn, toch ligt het onheil nog steeds op de loer en komt het uit een hoek waar we het dikwijls niet van hadden verwacht. Vandaag vormt terreur van fundamentalistische moslims een continue dreiging, zijn er de extreme weersomstandigheden, die hun tol eisen, is er de ongelijkheid en de armoede door corrupte regimes… En hoe dikwijls zeggen we dan niet met Petrus: “Dat verhoede God”? “Waar is nu die liefdevolle God?”, “Waarom doet Hij niets?”, “Bestaat er wel een God?”, vragen we ons dan af.

Vandaag verwoordt Jezus het op een ondubbelzinnige manier: “Ik beloof jullie geen leven op rozen!” “Want wie mijn volgeling wil zijn, moet zijn kruis opnemen.” Jezus leert ons hier zijn ‘wetenschap van het kruis’ om het met de titel van een boek van de karmelietes en heilige Edith Stein te zeggen. Of zoals Paulus het in zijn Eerste Brief aan de Korintiërs stelt: “Ik heb me voorgenomen u geen enkele wetenschap te brengen dan die van Jezus Christus en zijn kruis.” Hiermee bedoelt Paulus dat de weg naar heil en verlossing doorheen lijden en dood gaat. Het is de weg die Jezus ons toont: Hij gaat door het lijden, neemt het mee, geeft het zin en overwint het. Jezus zal op de derde dag verrijzen, maar slechts als Golgotha gepasseerd zal zijn. En ook wij moeten door lijden en dood heen, om uiteindelijk te delen in Gods heerlijkheid… Geen zondag zonder vrijdag. Gods verlossende kracht uit zich niet in menselijke wijsheid, wetenschap of technisch vernuft. Gods verlossende kracht komt van veel verder en ervaren wij slechts doorheen het kruis. Paulus noemde het kruis een aanstoot en een dwaasheid voor velen, “maar voor hen die geroepen zijn is de gekruisigde Christus Gods wijsheid en Gods kracht.” Paulus mocht dit zelf ervaren: zijn prediking van het kruis bracht Gods verlossende boodschap tot aan de grenzen van de toen gekende wereld.

Maar geloven ook wij in de ‘arme middelen’, waardoor God vaak het sterkst werkt? Ik geef als voorbeeld: de Kerk uit Midden- en Oost-Europa ten tijde van het communisme. Zij had geen theologische instituten, geen seminaries, geen boeken, geen catechese, geen organisaties en geen structuren, bijna geen priesters meer en geen geëngageerde leken. Alleen een intens geloof ‘dat bloed heeft gekost’ heeft de Kerk levend gehouden. En wat met onze Kerk in West-Europa?: we stellen vast, de Kerk gaat niet vooruit, de statistieken blijven alarmerend, de zondagspraktijk en de roepingen dalen, wat hebben we nog te zeggen aan de wereld? Onze taal deugt niet, we vinden de goede methodieken niet! Wanneer gaan we dan eens aan goed management doen?, vragen we dan… “En de dwaasheid van het kruis dan?”, zou Paulus zeggen. Alleen een diepe bekering tot meer geloof in de Gekruisigde zal de Kerk kunnen redden.

De profeet Jeremia kennen we van het jammeren en het klagen: “Nee, Heer, ik kan het woord niet voeren, ik ben te jong, ik ben bang…” Het woord dat we voor een jammerklacht gebruiken, namelijk een ‘Jeremiade’, is aan zijn naam ontleend. Maar vandaag horen we diezelfde profeet zeggen: “Heer God, Gij hebt mij verleid, Ik ben bezweken. Er laait een vuur op in mijn hart, het brandt in mijn gebeente!” Jeremia heeft het begrepen: Gods kracht werkt in onze armoede en zwakheid. Bekeren we ons tot meer geloof in de Gekruisigde en stellen we onze kleinheid en zwakheid ten dienste van Hem, om zo te getuigen van Zijn verlossende kracht.

(bron: Kard. Godfried Danneels: Geen zondag zonder vrijdag. Over lijden, offer en kruis. Een woord bij Pasen 1992)

woensdag 18 januari 2017

"Zij vertrokken langs een andere weg naar hun land"

Homilie bij het feest van de Openbaring van de Heer, gehouden op 8 januari 2017 tijdens de Radiomis in de St.-Antoniuskerk, Brasschaat.

Vandaag vieren wij het feest van de Openbaring van de Heer. In de volksmond is het feest beter bekend onder de naam ‘Driekoningen’… Drie koningen kwamen uit het Oosten. Toen zij het pasgeboren Kind Jezus gevonden hadden in een stal in Bethlehem, brachten zij het eer met wierook, goud en mirre. Deze dagen gaan duizenden kinderen, verkleed als Driekoningen, van deur tot deur, geven hun zangkunsten ten beste, en krijgen hiervoor wat lekkers of een cent. Driekoningen is doorheen de tijd een deel van onze folklore, van onze volkscultuur, geworden. En de claim, als zouden de stoffelijke resten van de Driekoningen in de Dom van Keulen worden bewaard – die claim zal hooguit op wat gemonkel worden onthaald.

De vraag die we ons veel eerder moeten stellen is dan ook deze: wat is de dieperliggende betekenis van het Evangelieverhaal van daarnet? Durven wij doorheen de zondermeer mooie volksgebruiken heen te kijken en ons de vraag te stellen wat het feest van de Openbaring van de Heer voor ons vandaag kan betekenen? Voor ons lijkt dit feest een soort aanhangsel van Kerstmis: “O ja, die drie figuren die de voorbije weken wat verder weg stonden, die mogen nu ín de stal… naast de os en de ezel.” Maar voor de Oosterse Kerken is dit feest het eigenlijke feest van Kerstmis. Want op die dag wordt gevierd dat God in zijn Zoon, Jezus Christus, in onze wereld is gekomen, én dat Hij zich aan de wereld heeft geopenbaard. Getuige hiervan de Wijzen (of koningen), die symbool staan voor alle volken die Jezus als hun Verlosser hebben leren kennen.

Het feest van de Openbaring van de Heer is ook bekend onder de benaming Epifanie. En in de literatuurwetenschap wordt epifanie omschreven als ‘een zich aan de ratio onttrekkende, plotselinge, diep inwerkende ervaring’. Misschien is het datgene wat de Wijzen uit het Oosten ervaren wanneer ze het Christuskind vinden. We weten niet precies wat voor lui die Wijzen uit het Oosten zijn en waarom ze ‘Wijzen’ worden genoemd. Misschien zouden we ze vandaag ‘wetenschappers’ noemen? Mannen die het heelal naspeuren, op zoek naar antwoorden op de laatste vragen? Die op rationele wijze de geheimen van het heelal trachten te ontsluiten? Waarheidszoekers en daarmee Godszoekers?

Maar datgene waar ze naar op zoek zijn, is niet te vinden in de grootsheid en de onmetelijkheid van het firmament. Het verwijst hen hooguit naar de plek waar God werkelijk te vinden is, en dat is in de kleinheid van een arme, bouwvallige plek hier op aarde en in de kwetsbaarheid van een pasgeboren Kind. Dit wordt voor hen ‘epifanie’: dit wordt hun plotselinge, diep inwerkende ervaring, een ervaring die anders is dan alles wat ze tot nog toe hebben geschouwd. Bij het Kind met zijn moeder Maria ontdekken zij het Mysterie van Gods menswording en voor dit Mysterie kunnen zij niet anders dan knielen. Na hun ontmoeting met het Mysterie van God, na hun Godsontmoeting in de letterlijke zin van het woord, keren de Wijzen langs een andere weg naar hun land, naar hun leven terug. De ervaring wie God werkelijk is, heeft hun leven ten diepste veranderd, heeft van hen andere mensen gemaakt.

De Wijzen hebben de pasgeboren Koning der Joden gezocht, en hem ook gevonden! Maar ze vinden méér dan een pasgeborene van wie gezegd wordt, dat hij de Koning der Joden zou zijn. Ze zien God ten voeten uit: in de kleinheid en kwetsbaarheid van een kind, geboren in een eenvoudig huis. Ze ontdekken geen oppermachtige God, ergens ver weg, ‘in den Hoge’, maar wel een kwetsbare God, heel dichtbij, die ons menselijk bestaan is komen delen… het bestaan, met zijn vreugden en zijn zorgen, met zijn vrede en zijn pijn.

Een verhaal als dat van de Aanbidding der Wijzen wordt door velen naar het ‘rijk der fabelen’ verwezen. Dat komt, omdat men dikwijls eerst de vraag stelt: “Is dit toen wel allemaal écht zo gebeurd?” Welnu, wat hier verhaald wordt, gebeurt sedertdien voortdurend. Het gebeurt aan hen, die, met de Wijzen uit het Oosten, kijken met de ogen van het hart. Wie kijkt met een onbevooroordeeld hart, die ontdekt wonderlijke dingen, die vindt God in de kleinheid en bescheidenheid van het menselijk bestaan.

Zusters lanceren eigen YouTube-kanaal