zaterdag 8 september 2018

Leven te midden van wanhoop

Homilie bij de 13de zondag door het jaar B, gehouden op 1 juli 2018 tijdens de Radiomis in de Heilig Hartkerk, Brasschaat-Ekeren-Donk.


“God heeft de mens geschapen voor de eeuwigheid, als afspiegeling van zijn eigen wezen.” Dat hoorden we in de eerste lezing uit het boek Wijsheid. Het is de repliek van de auteur aan het adres van een bepaalde groep joden uit die tijd. Maar is het ook niet een boodschap voor onze tijd? Want vandaag worden wij, misschien meer dan ooit tevoren, een levenshouding gewaar die de auteur van Wijsheid als volgt omschrijft: het leven is kort, laten we genieten van al het goede dat er is – maar ook – de mens wordt bij toeval geboren en sterft bij toeval. Met andere woorden: na dit aardse leven gaapt het grote niets. “Après nous, le déluge.”

Nu is er zeker geen bezwaar dat je wil genieten van het hier en nu. Maar een levensvisie die alles verwacht van de gelukzaligheid die de aardse dingen ons te bieden hebben is bovendien erg cynisch. Want kan er nog hoop zijn, wanneer het geluk aan je voorbij dreigt te gaan, wanneer het leven niet meer meezit, door ziekte, verlies of welke tegenslag dan ook? Het Evangelie van deze zondag laat ons twee verhalen zien van mensen die balanceren tussen hoop en wanhoop. En van hoe mensen, te midden van wanhoop, nieuwe hoop, nieuwe kracht, nieuw leven vinden.

Het ene verhaal gaat over het dochtertje van Jaïrus, de overste van de synagoge. De huisgenoten van Jaïrus komen melden dat zij overleden is, maar Jezus gaat naar haar toe en wekt haar op. Het tweede verhaal, over de vrouw die al twaalf jaar bloed verliest, is letterlijk in het andere verhaal ingeschoven. De vrouw dringt zich door de massa tot bij Jezus, raakt zijn mantel aan en terstond is zij van haar ziekte verlost. Bij zulke verhalen stellen mensen dikwijls de vraag of deze mirakels wel echt gebeurd zijn. Maar dat is wellicht de verkeerde vraag stellen aan zulke teksten. Want bij deze verhalen gaat het er niet om te achterhalen of ze wel echt zo gebeurd en in die zin historisch ‘waar’ zijn. Maar wel of deze verhalen ‘waar’ zijn in de betekenis: of wij hier en nu, in ons leven, mogen ervaren dat Jezus ook ons, te midden van ziekte, lijden en dood, nieuw leven schenkt. Het zijn geloofsverhalen als deze die ons helpen ons geloof in Jezus te versterken en onze persoonlijke relatie met Hem te voeden. Eenieder die ooit al eens terecht gekomen is in een wanhopige situatie, hetzij door ziekte, hetzij door verlies van werk, of van een geliefde partner of van een kind, die herkent zich in deze verhalen. En ook tot hen – ook tot ons – zegt Jezus: “Weest niet bang, maar blijf geloven.” Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. “IJdele hoop”, zeggen we dan. Want als ongeluk ons treft, dan krijgt ons geloof in een God die het goed met ons voorheeft een flinke knauw. En vaak worden wij in die geloofstwijfel gesterkt, wanneer men ook ons toeroept: “Waartoe zoudt ge de Meester nog lastig vallen?”, zoals de huisgenoten van Jaïrus doen.

Maar de moed is zowel Jaïrus, als de zieke vrouw, niet geheel in de schoenen gezonken en beiden gaan naar Jezus toe. De vrouw heeft haar gehele vermogen uitgegeven aan dokters, maar zonder enig resultaat, wel integendeel. En Jaïrus zoekt zijn heil niet in de eigen farizeïsche kring.

De verhalen tonen aan: waar we stoten op de grenzen van ons menselijk kunnen, waar we van de platgetreden paden durven afwijken, daar komt ruimte vrij voor Gods werking in ons leven, voor zijn liefdevolle aanwezigheid. Zoals Jezus naar het meisje toegaat en haar aanraakt, zo gaat Jezus naar elke mens die overspoeld dreigt te geraken door wanhoop door ziekte of dreigende dood. Dit betekent niet dat Jezus tegenslag, lijden, ziekte en pijn zou kunnen wegnemen. Maar wel dat Hij ons in lijden, ziekte en pijn, zelfs tot in de dood, heel nabij is en ons aanraakt met zijn liefde. Hij laat ons nooit los. Dit geloof en vertrouwen kan ons een innerlijke levenskracht bieden die sterker is dan ziekte en dood.

“God heeft alles geschapen om te leven”, aldus de auteur van het boek Wijsheid. “Voor de onsterfelijkheid heeft Hij de mens geschapen, als een afspiegeling van zijn eigen wezen.” Hij komt ieder mens nabij met zijn liefde. Onze naam staat geschreven in de palm van zijn hand, hier en nu, in dit leven, en tot in eeuwigheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten