![]() |
6e eeuw, mozaïek; Italië, Ravenna, San Apollinare Nuovo |
Homilie bij de 30ste zondag door het jaar C (Lc 18,9-14)
Vier jaar geleden, in 2009, was er het officiële afscheid van mgr. Van den Berghe als Bisschop van Antwerpen. Hij vatte toen zijn periode als bisschop samen met een vers van Augustinus: “Zoek naar verdienste, zoek naar oorzaak, zoek naar recht, en zie of gij iets anders vindt dan genade!” Als bisschop leefde en handelde mgr. Van den Berghe zeer sterk vanuit het besef dat alles genade is. “Tout est grâce”, zoals de heilige Theresia van Lisieux het formuleerde.
Overtuigd zijn van eigen verdienste, of erkennen dat alles
genade is: het zijn twee grondhoudingen die we vandaag in het Evangelie
terugvinden. Aan de ene kant een farizeeër, aan de andere kant een
tollenaar.
De farizeeër beschouwt zichzelf als rechtvaardig. Hij is ongetwijfeld een goed man, die zich strikt aan de Wet
houdt, ja zelfs meer doet dan de Wet voorschrijft. Hij vast tweemaal per week en geeft tienden van al zijn
inkomsten. Daarom staat hij hoog aangeschreven bij God en bij de naaste,
zo meent hij. Maar de grote fout (eigenlijk de zonde) die hij begaat, is
zijn hoogmoed: “Laat me alsjeblief niet zijn als die anderen, die handelen
tegen de Wet: rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of de tollenaar” die
vervolgens in beeld komt.
Tollenaars stonden in Jezus’ tijd niet hoog aangeschreven. Vaak hielden zij er oneerlijke praktijken op na bij het innen
van belastingen en ze werden ervan verdacht mee te heulen met de Romeinse
bezetter, met de vijand dus. Maar anders dan de farizeeër is de tollenaar zich bewust van
zijn eigen beperktheid en zondigheid. Wanneer hij voor God treedt, durft hij zijn ogen niet op te
heffen, klopt hij zich op de borst en smeekt God om genade.
De vraag die wij ons in dit verband moeten durven stellen, is
dan ook deze: welke houding neem ik aan, wanneer ik voor God treed? Die van de farizeeër? Of die van de tollenaar? Ben ik, als die farizeeër, zo vol van mezelf en van mijn eigen
goedheid, dat er in mijn hart geen plaats meer is voor Gods genadevolle werking,
voor verandering en bekering? We moeten het bij onszelf eens nagaan.
Ik maak het regelmatig mee dat mensen hun reserves uitspreken
bij de schuldbelijdenis in een kerkelijke dienst. Dit komt dan wel eens ter sprake, wanneer ik met mensen
samenzit om de uitvaart voor hun geliefd familielid voor te bereiden. Het gebeurt dat ze dan vragen: “Kunnen we de schuldbelijdenis
niet weglaten, want ik heb met mijn vader, moeder, broer of zus alles
uitgeklaard wat er uit te klaren viel? Toen hij of zij heenging, waren we volledig met elkaar
verzoend.” Dat is mooi zo, maar het maakt ons ook blind voor die keren
dat we iemand tekort deden, misschien zonder dat we het beseften. Indien niet de overledene, dan misschien wel diegene die bij
het afscheid naast ons zit. En wie kan beweren dat hij tegenover God zonder schuld staat,
volledig rechtvaardig en heilig?
In een hart dat overloopt van eigen verdienste en zelfgerechtigheid
is er geen ruimte meer voor Gods gerechtigheid en genade. Wie zulk een hart heeft, kan zich door God ook niet bemind
weten. Wie zulk een hart heeft, kan ook niet echt ervaren wat het
betekent, geheel onverdiend, Gods barmhartigheid te ontvangen. En bovendien slaagt zo iemand er ook niet in zélf liefde te geven. Dit leert ons het voorbeeld van de farizeeër.
Deze week viert de Kerk het hoogfeest van Allerheiligen. Allerheiligen gaat op de eerste plaats niet over die groep
mannen en vrouwen die vanwege het deugdzaam leven dat ze hebben geleid de
status van heilige hebben verworven. Trouwens waren ook zij veelal mensen met hun kleine kantjes en
hun zonden. Allerheiligen gaat in de eerste plaats over ons, want wij
allen zijn geroepen tot heiligheid. Heiligheid betekent dan niet te koop lopen met wat men
allemaal aan goede werken verricht. Neen, heilig is diegene die zijn eigen kleinheid en zondigheid
erkent, maar die zich vanuit die beperktheid toevertrouwt aan Gods liefde en
barmhartigheid.
Om deze roeping tot heiligheid te vervullen, is geen
krachtmeting nodig. Integendeel: het is God in je leven laten werken en zo iets
van Hem zichtbaar maken in deze wereld. Dat is geen onoverkomelijke opdracht. Dat kunnen we allemaal. Aan ons om ons te laten raken door Gods goedheid en te leven
in goedheid voor de mensen om ons heen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten